Traditionele aardappelcake

© Ira Schneider

Bergische Potthucke is een stevige aardappelkoek met metworst. Zijn naam betekent: dat wat hurkt in de pot. De specialiteit is in het hele Bergisches Land ook bekend onder de namen Pfannenwatz, Knulls of Riefpucks. De aardappelkoek kwam oorspronkelijk uit een armenkeuken.

Lekkere arme mensen keuken

Naast kool, bonen en erwten had elk huishouden vroeger zelfgekweekte aardappelen als basisvoedsel. Veel gezinnen aten gebakken aardappelen ("Pfannenscheiben") of kleine gebakken koeken van aardappelpuree ("Erpelskooche") als ontbijt om brood te besparen. "Erpelsfritz" (een mengsel van gezouten en gepureerde aardappelen met een beetje melk) was ook een goedkoop broodbeleg. Tussen de middag en 's avonds waren "Quellmänner met Stippzaus" ook erg populair. In de loop der tijden ontwikkelde de Bergische keuken veel verschillende manieren om aardappelen te bereiden, en menig gezin at op Sint-Maarten geen gans, maar een Bergische aardappelkoek, de potthucke. De vroegere "gans voor de armen" is nu een populair gerecht dat ook op de menukaart van restaurants staat, bijvoorbeeld in de bedrijven die lid zijn van de vereniging Bergische Gastlichkeit.

 

Hoe maak je potthucke?

Rasp voor de potpourri eerst gekookte en rauwe aardappelen. Het deeg wordt gebonden met een beetje room en ei en flink gekruid. Vul het aardappelmengsel met worstjes in een broodvorm en bak het in de oven tot het knapperig is. De taart wordt in plakken geserveerd met appelmoes of een salade. De volgende dag bak je de restjes in een pan. Eenvoudige aardappelgerechten zoals "Leineweber" (pannenkoeken met gekookte aardappelen), die doen denken aan de eenvoudige gerechten van textielarbeiders, "Riefkooche", "Pille- oder Schnibbelskooche" (diverse aardappelkoeken gemaakt van rauwe aardappelen), aardappelkoekjes en "Reibewaffeln" (aardappelkoeken) vinden eveneens hun oorsprong in de keuken van de armen. Voor "Pillekoochen" worden de aardappelen, in tegenstelling tot "Reibekuchen", geraspt op een speciale rasp met een groter blad, zodat fijne reepjes ("Piller") worden verkregen.

Hoe de aardappel naar het Bergische Land kwam

© Ira Schneider

Het Bergisches Land is door zijn heuvelachtige karakter en zijn weiden en graslanden altijd al een typisch melk- en vleesveegebied geweest. Niet alleen heuvelachtige maar ook schrale gronden maakten akkerbouw met veeleisende graansoorten op sommige plaatsen vrijwel onmogelijk. Daarom kreeg met name het Oberbergische Land al vroeg de bijnaam "Haferspanien". De arme regio met zijn kleine familiebedrijven werd vaak geteisterd door slechte oogsten en hongersnoden. Volgens de plaatselijke historicus Olaf Link werd de spaarzame aardappel daarom al in 1731 door de Solinger fabriekseigenaar en landeigenaar Peter Knecht op het landgoed Schlicken verbouwd als een gewas met een hoge opbrengst om de honger te bestrijden.

Goed in het veld en in de keuken

Na aanvankelijke vooroordelen onder de bevolking raakte het exotische knolgewas uit de Andes al snel ingeburgerd in het hele Bergisches Land. Lange tijd was de aardappel het voedsel bij uitstek, omdat hij op vele manieren kon worden gebruikt. Wanneer de haver-, rogge- en boekweitoogsten laag waren, kon het zelfs worden gebruikt om brooddeeg te rekken.

Hier is het recept dat erbij hoort:

Het lijkt erop dat u Microsoft Internet Explorer gebruikt als uw webbrowser om toegang te krijgen tot onze site.

Om praktische en veiligheidsredenen raden we u aan een actuele webbrowser te gebruiken, zoals Firefox, Chrome, Safari, Opera of Edge. Internet Explorer geeft niet altijd de volledige inhoud van onze website weer en biedt niet alle benodigde functies.